De Uitbraak
Gustav is dé regeneratiespecialist van het Instituut voor Zorg en Welbevinden. Hij is inwoner van het Rijk, waarin voorspoed en geluk een gegeven zijn en waarin de dood door middel van een verjongingskuur eindeloos kan worden uitgesteld. Tijdens zo’n kuur ontdekt Gustav dat hij niet geproduceerd is op grond van een ontwerp, zoals hem is verteld, maar dat hij biologisch is geconcipieerd en dus een moeder heeft. Aangeslagen gaat hij naar haar op zoek. Na een tocht door de gedooggebieden vindt hij haar bij het Glazen Scherm, dat het Rijk afsluit van de buitenwereld. Samen beramen ze een plan om uit te breken en terug te vluchten naar haar geboorte-eiland.
Is het mogelijk om je te ontkoppelen en de orde achter je te laten? Durf je je comfortabele bestaan op te geven voor een plek waar natuur, vrijheid en innerlijke rust ineenvloeien tot saamhorigheid? Gustav wel. Hij breekt uit om die plek te vinden.
Het denken is het avontuur
Door Koen Vergeer
De lage landen, 5 november 2020
Henk van der Waal, bekend als dichter, filosoof en essayist, maakt zijn debuut als romanschrijver met De uitbraak. Nu al een dikke roman over corona? Nee, De uitbraak heeft niets te maken met Covid-19. Het verhaal speelt in een verre toekomst, het is een dystopie, een ontspoorde utopie, waar de hoofdpersoon uitbreekt.
Dystopieën zijn in de mode, denk aan het bekroonde De goede zoon van Rob van Essen. Ik denk dat het genre hedendaagse schrijvers aantrekt, omdat zij doorgaans als langzame, geconcentreerde mensen in de wereld staan, en merken hoe ze momenteel aan alle kanten door de elektronische media worden ingekapseld en voorbijgestreefd. Het bedreigende daarvan wordt uitvergroot in de dystopie
Niet voor niets is het Rijk, waar Van der Waals toekomstvisioen in De uitbraak zich afspeelt, gevat in een “Grote Versnellingsring” waarbinnen men in een “hoogfrequent tijdsbestek” leeft. Beetje bij beetje bouwt Van der Waal in het eerste deel van het boek zijn Rijk op. Men woont in hemelunits, men heeft een privédrone, kan “gelaatsupgrades” bestellen en er zijn “pleinen van vermaak”. Het Rijk kent een strakke hiërarchie – er is een “Eminente Autoriteit”, er zijn “Centralen” en “Zorgzamen” – maar niemand klaagt, want de menselijke geest wordt middels implantaten in een vredige, gelukkige toestand gehouden. Wie per ongeluk naast het systeem belandt, wordt met therapie bijgestuurd en helpt dat niet, dan wacht simpelweg “expulsie” – verwijdering. Het zijn allemaal bekende elementen uit een dystopische toekomstroman, waardoor het begin van het boek wat traag aanvoelt.
Het belangrijkste is dat men in het Rijk niet meer hoeft te sterven. Eens in de zoveel tijd kunnen de stervelozen een regeneratieboost krijgen en een nieuwe levenscyclus beginnen. Het boek begint met de regeneratieboost van hoofdpersoon Gustav. Die boost mislukt, waardoor Gustav zijn geboorte uit een sterfelijke moeder opnieuw beleeft en zich dus bewust wordt van zijn sterfelijke oorsprong. Daardoor begint hij meer en meer de negatieve kanten van het Rijk te ervaren: de vlakheid, de verveling, de afgestompte seksualiteit en de brute machtsverhoudingen, bijvoorbeeld wanneer hij zich als therapeut vergrijpt aan een van zijn cliënten.
De kern van deze roman: zonder sterven is het leven een dooie boel
Wanneer Gustav via een geheim vrouwengenootschap zijn moeder Moon op het spoor komt, begint het boek je echt mee te trekken. Moon heeft zich ooit (vele cycli geleden) als sterfelijke vluchteling opgewerkt tot sterveloze, maar de prijs die zij moest betalen was het afstaan van haar kind. Daardoor is Moon zich altijd van de keerzijde van het Rijk bewust gebleven. Zij heeft de regeneratie van Gustav doen mislukken, om met hem het Rijk weer te ontvluchten, want ze “gunt” hem zijn sterfelijkheid. Gustav verdedigt nog even zijn sterveloze bestaan: “comfortabel leven is ook leven!” Maar Moon overtuigt hem. Als sterveloze voelde zij geen diepte meer in haar bestaan. Dankzij haar sterfelijkheid kan zij weer lachen, huilen, liefhebben en is zij ontvankelijk voor de dingen om haar heen. Dit is de kern van het boek: zonder sterven is het leven een dooie boel.
Samen met Moon legt Gustav zijn sterveloosheid af en vlucht hij door het Glazen Scherm naar een tweede utopie: het Eiland. Alleen zal Moon het Eiland niet bereiken, onderweg op het schip sterft zij. Dit is verreweg het meest aangrijpende hoofdstuk. Gustav kijkt in de afgrond van dood en verdriet. Op het Eiland aangekomen, wordt hij direct opgenomen in een enorme orgie. De eilandbewoners proberen zonder macht en geweld te leven: iedereen is van iedereen. Vrije seks dus. Ja, er wordt heel wat afgevoosd in De uitbraak, maar het boek is dan ook een onderzoek naar wat liefde is, tederheid, nabijheid, lichamelijkheid. Daarom wordt er tussen de vrijpartijen door voortdurend nagedacht en gefilosofeerd. De dialogen tussen Gustav en zijn vrouwelijke tegenspeelsters staan strak van de filosofie. Maar dat kun je verwachten van de schrijver van kloeke filosofische boeken als Denken op de plaats rust en Mystiek voor goddelozen. Het maakt De uitbraak tot een echte Van der Waal. Liefhebbers van een spannende avonturenroman vinden hier minder van hun gading. Het avontuur is hier het denken.
Ook op het Eiland komt Gustav de keerzijden van de vrije samenleving op het spoor. Ook hier ontbreekt de echte, afgrondelijke diepte. Moederliefde wordt gefnuikt, moeders moeten hun kinderen meteen afstaan, want iedereen is van iedereen, en de dood is weggepropt als een theoretisch instrument om het ware verdriet te omzeilen. “Alles wat werkt en goed geregeld is, schuurt ergens”, bedenkt Gustav. Bovendien is ook de diepe, exclusieve liefde, die Alexis en Gustav voor elkaar zijn gaan voelen, uit den boze. Als ze worden betrapt op een “exclusieve vereniging” volgt een rechtszaak en worden zij verbannen.
Met een groepje gelijkgestemden vestigen zij zich uiteindelijk in de Zone. Dit vormt het derde en helaas het kortste deel van het boek. Hier laat Van der Waal zijn fantasie nog meer de vrije loop. Is dit de utopie die niet schuurt? Onduidelijk, want het enige wat er eigenlijk nog gebeuren moet, is dat Gustav sterft. Zwevend tussen dood en leven doet hij het slot van zijn verhaal over het leven in de Zone. Dankzij een evenwichtige, geconcentreerde zijnstoestand is men er in de Zone in geslaagd de zwaartekracht te overwinnen en zweeft men zalig tussen prachtige boomtoppen en leeft men in halforganische glasleemhutten. Wie sterft laat zich inkapselen in een boom, waardoor de liefde van de dode terugkeert in de aarde. Om deze zijnstoestand te bereiken en vast te houden moeten de bewoners van de Zone regelmatig vijf stadia doorlopen. Na vergeving en verzoening, moet men zich bewust worden van een driedubbel bewustzijn, namelijk van het Niets, van de Kosmos en van het zelf daartussenin.
Opnieuw wordt er stevig gefilosofeerd en lijkt het doel toch hetzelfde als in de eerdere utopieën: het uitbannen van lijden en verdriet. Lukt het om het driedubbel bewustzijn vast te houden, dan kan men zich overgeven aan een exclusieve liefde, waarna men ook dankbare tevredenheid moet tonen. Ten slotte, met al deze stadia in zich, moet men proberen “in antwoord te staan”: een soort meditatieve toestand waarin men alles wat men heeft beleefd en gevoeld weer teruggeeft. “Dat teruggeven was volgens ons net iets meer dan alles wat er is stil in jezelf aanwezig houden. Onze teruggaaf is niet uit op het stollen van de tijd, maar wil alles en iedereen vrij zetten in het ijle van de openheid.” Dat is een echte Van der Waal-formulering waarin de dichter de filosoof, bij gebrek aan woorden, te hulp schiet. Ik vind het prachtig. Ik zou graag meer horen over de Zone, maar het zal me niet verbazen wanneer de vijf stadia nog eens terugkeren in een dichtbundel.
De uitbraak is een aparte, soms grappige, soms sappige oefening binnen Van der Waals denken, die je ook als lezer in de openheid vrij zet. Daar moet je wel tegen kunnen.
Een mooie toestand, onsterfelijkheid
Door Kees ’t Hart
De Groene Amsterdammer, 26 augustus 2020
In zijn uitvoerige filosofische essays, Denken op de plaats rust (2012) en Mystiek voor goddelozen (2017), probeerde Van der Waal al zoekend niet-religieuze vormen van zingeving op het spoor te komen. Hij pleitte onder andere voor een hernieuwd filosoferen waarbij niet letterlijk ‘na-denken’, dus achteraf denken, centraal staat, maar betekenisgeving ook in het nu en de toekomst mogelijk is. Grote woorden natuurlijk, maar bij Van der Waal hoef je niet te rekenen op kleingeestig filosofisch spijkers op laag water zoeken. Wittgenstein zou zijn manier van filosoferen ongetwijfeld karakteriseren als een vorm van ‘denken met vakantie’ waarmee je bij de oplossing van filosofische problemen niet erg ver komt, maar daar gaat het Van der Waal niet om. Hij beoefent mogelijkheden van denken en de hardnekkigheid waarmee hij zich in de filosofische arena ophoudt is bewonderenswaardig. En aan voorschriften of levenslessen doet hij al helemaal niet.
De tijd stil zetten, verval tegengaan, Van der Waal werkt dit uit in zijn eerste roman. In dat laatste essayboek introduceerde hij het begrip ‘tijdvertraging’ waarmee je zowel menselijk als kosmisch ‘gedrag’ zou kunnen verklaren, ik vat het nu erg kort door de bocht samen. Mensen proberen de tijd stil te zetten, waardoor verval kan worden tegengegaan. En dit idee werkte hij nu in zijn eerste roman De uitbraak verder uit. Daarin verplaatst hij ons naar een maatschappij in een verre toekomst waarin de tijd radicaal is stilgezet: sterfelijkheid is opgeheven, verval is tot staan gebracht. Niet bij iedereen, aan de randen van de maatschappij, in de buitengebieden dus, houden zich groepen op die hier niet aan meedoen, zij sterven nog. Daar gaat de tijd door. We maken kennis met ene Gustav, regeneratiespecialist voor Zorg en Welbevinden, een hoge functionaris, die een verjongingskuur ondergaat. Eens in de zoveel tijd gebeurt dat en dan kun je er weer vele jaren tegen. Lekker onsterfelijk zijn in een werkelijkheid die Van der Waal omschrijft als een ‘opgepompte werkelijkheid’ zonder plichten en gedoe. Van der Waal maakt van deze onsterfelijkheidsmaatschappij een mooie toestand, die je op het laatst nog aannemelijk gaat vinden ook. ‘“Vergeten is de eerste stap naar geluk”, prent ik alle regeneratiespecialisten in opleiding niet voor niets voortdurend in.’ Je hebt in die ‘sterfeloze’ maatschappij zeker ook ‘binnenvetters’ en ‘staarders’ die zich van alles in hun hoofd blijven halen, maar die lopen de kans via ‘expulsie’ te worden ‘vervluchtigd’. Wat dat dan is wordt er niet bij verteld. Er blijken toch ook soms allerlei gemisgevoelens bij de ‘fellows’ op te duiken. Ook Gustav heeft daar soms last van. ‘Natuurlijk, ik voel af en toe een vaag gemis, precies omdat het missen er niet is.’ En bij zijn regeneratie duiken plotseling baarmoederlijke hallucinaties op, wat volgens de procedure helemaal niet de bedoeling is. Hij gaat op onderzoek uit, ontdekt zijn Moeder, of iemand die daarvoor doorgaat, en belandt uiteindelijk in een maatschappij voor sterfelijken waar iedereen gelijk is en waar je ‘kunt zijn wie je wordt’, als je je tenminste aan elke dwang weet te onttrekken. Hun basisleuze is: ‘iedereen is van iedereen’. Met dat laatste heeft Gustav, hij is tweeslachtig, erg veel moeite, hij paart liever niet met iedereen, al ziet hij er niet tegenop zelf kinderen te baren.
Mooie klassieke opzet dus: hoge functionaris probeert zich te onttrekken aan de eisen van zijn maatschappij en wat er dan gebeurt. Zie 1984 en Brave New World. Liefhebbers van het spannende sciencefictionboek komen er bekaaid van af, al kun je genieten van bizarre technische informatie over die ‘onsterfelijken’ en zijn er wel degelijk tochten door woestijnen en merkwaardige riten in afgelegen samenlevingen. Vooral het eerste deel bevat veel aantrekkelijke en ingenieuze beschrijvingen van de problemen van ‘onsterfelijken’ die toch altijd de neiging hebben te tobben. Zo blijken velen in deze maatschappij seksualiteit graag in stand te houden, wat uiteraard weinig efficiënt is voor onsterfelijken. ‘Maar net als in het lineaire tijdsbestek van de oude wereld bleek de uitwisseling van lichamelijk vocht toch gebaat bij strenge regelgeving.’ Op de achtergrond loert hier (en elders) iets geestigs in Van der Waals schrijftrant, terwijl de roman verder vooral ernstige zaken aankaart.
De discussies in het tweede deel over tijd, vrijheid en samenleving nemen langzamerhand steeds meer ruimte in beslag en ze worden er niet helderder op, het romanachtige van het geheel raakt op de achtergrond. Ik weet niet zeker of ik dat kritisch bedoel, deze schrijver wil het gewoon zo. Van der Waal schrijft liever geen boeken waarbij je als lezer na lezing van de laatste woorden dankbaar denkt: nou, eindelijk weet ik hoe alles in elkaar zit, nu snel op tv weer naar snooker kijken. Zijn Gustav begint naar het einde toe steeds hoogdravender orakeltaal uit te slaan, een soort tastend en tegenstrijdig utopisme te verwoorden dat je beter over je heen kunt laten gaan dan er een rationele uitleg aan te hechten. Hij verstrikt zich in allerlei tegenspraken: ondergaan in de gemeenschap, ja, daar is hij voor, maar als puntje bij paaltje komt trekt hij zich er niks van aan. Hij heeft de neiging steeds meer te praten in termen van ‘wij’ en ‘ons’ en ‘onze gemeenschap’, maar zijn ‘ik’ heeft hij zeker niet afgelegd. Het levert opvallende zinnen: ‘Wij proberen ons daarom in ons eentje tot alle anderen te verhouden. Wie dat lukt, kan in kleine groepen samen zijn zonder het eigen kritisch denkvermogen te verloochenen. Wij minimaliseren op die manier persoonsverdunning zonder invloed van gemeenschapsdruk.’ Klinkt goed, zij het duister, maar je weet dat Gustav zelf hier nog lang niet aan toe is.
Een verrassend veelzijdig boek
Door Lisanne Vroomen
Mappa Libri, 8 september 2020
Onwillekeurig denk ik bij een uitbraak aan een virusuitbraak, maar nee, daar gaat het nieuw boek van Henk van der Waal niet over. Dat wil echter niet zeggen dat zijn werk niet actueel is. Integendeel zelfs: Van der Waal schreef een sciencefictionboek waarin zowel onderwerpen als de data-maatschappij, privacy, migratie en vluchtelingen als onderwerpen als onze omgang met elkaar, het leven en de dood ter discussie worden gesteld.
De uitbraak is Van der Waals romandebuut en is in bepaalde zin een opvolger van zijn filosofische essaybundels. Het boek bestaat uit drie delen en in elk deel wordt een nieuwe wereld beschreven. Van der Waal weet met weinig woorden die nieuwe werelden te scheppen, maar maakt het zijn lezer niet makkelijk. Vooral in het eerste hoofdstuk is het opletten geblazen door de grote informatiedichtheid.
De eerste sci-fiwereld is het Rijk, bestuurd door de Eminente Autoriteit. Deze wereld hier lijkt ideaal: men leidt er een stabiel en onsterfelijk bestaan. Maar schijn bedriegt. Alle emoties en grote gebeurtenissen zijn hier uitgevlakt. Er is geen dood en geen verdriet, maar daardoor is er ook geen levensvreugde, plezier of seksueel genot. In deze wereld leeft Gustav. Hij heeft een hoge functie binnen het Rijk en is voorstander van het regime. Tijdens een regeneratie waarbij Gustavs lichaam tegen verval behouden moet worden, gaat er echter wat mis.
Hij beleeft iets wat we in het kader van Van der Waals ander werk, zoals Mystiek voor goddelozen (Querido 2017), gerust een mystieke ervaring mogen noemen. Hij herbeleeft onder andere zijn geboorte en begint de diepte van het bestaan op een andere manier te ervaren. Het uitgevlakte leven in het Rijk is niet meer genoeg voor hem. Aan de randen van het Rijk gaat hij op zoek naar de vrouw die zijn regeneratie verkeerd heeft laten lopen en samen met haar ontsnapt hij uit het Rijk om nieuwe werelden te ontdekken en uiteindelijk ook nieuwe werelden te maken.
Zo rolt Gustav van de utopie van het Rijk (die als zo vaak een dystopie blijkt te zijn), naar de utopie van de archipel. Hier leven sterfelijke mensen in een soort van communistische maatschappij. ‘Niemand heeft hier iets, maar iedereen heeft alles’ is de leuze. Het delen gaat echter verder dan het delen van landbouwgrond, huizen en goederen. Exclusieve liefde is verboden en seks vindt alleen plaats bij rituele orgies. De kinderen die hieruit voorkomen worden ook gezien als gezamenlijk ‘bezit’. Ze worden bijvoorbeeld meteen na de geboorte bij de moeder weggenomen en door alle vrouwen gezoogd. Gustav wordt aanvankelijk zonder problemen opgenomen in deze maatschappij, maar ook hier moet hij uiteindelijk vertrekken om zelf een nieuwe ideale maatschappij te scheppen.
Op deze manier laat Van der Waal zijn hoofdpersoon door drie verschillende fictieve samenlevingsvormen trekken als een moderne variant van Gulliver’s Travels. Net als dat boek vormt ook Van der Waals boek een kritiek op de huidige maatschappij. Elke wereld waarin Gustav verzeild raakt, zet je weer op een andere manier aan het denken over onze wereld.
Van der Waal is kritisch over technologie en hij verpakt die kritiek mooi. Door te kiezen voor een sciencefictionsetting creëert hij namelijk de mogelijkheid om te tonen wat er kan gebeuren als technologie te ver doorschiet, zonder ongeloofwaardig te zijn. In het Rijk wordt de mens als het ware geleefd door technologie, waardoor de verbondenheid met het bestaan zelf verloren is gegaan. Data bepalen het leven in het Rijk, privacy bestaat niet en de mens is een halve cyborg met ‘interne schermen’ en algoritmes die toegang geven tot de alomtegenwoordige data. Hobby’s, kritiek en een eigen mening bestaan niet meer. Men bestaat, maar voelt niet, huilt niet en lacht niet. Het menselijke heeft plaats moeten maken voor het technologische. Hoewel dit als toekomstbeeld te ver gaat - maar dat is het ook niet – zijn er wel duidelijk raakvlakken met onze maatschappij. De data van Facebook en andere techgiganten zijn al ter discussie gesteld, de corona-apps doen de vraag naar privacy opleven en ondertussen is een groot deel van de mensen versmolten met het externe scherm van hun smartphone. Van der Waal weet kortom goed in te schatten waar de pijnpunten liggen bij de huidige technologische ontwikkelingen.
Wat mogelijk een betere omgang met technologie is, wordt duidelijk als Gustav het Rijk heeft verlaten. Dan trekt hij de volgende conclusie: ‘Technologie heeft de neiging om te woekeren. Voor je het weet ben je niet veel meer dan een brok energie om die woekering te voeden. Als dat eenmaal zover is, trekt die woekering zich niets meer van je aan en is je autonomie die illusie die ze altijd al dreigde te zijn. Als je dat wil voorkomen, moet je je bij iedere vinding die zich aan je opdringt afvragen of die iets van wat jij bent of wilt, heeft veruitwendigd. Elke technologie die dat bewerkstelligt, moet je resoluut de wacht aanzeggen.’
Dit citaat maakt ook meteen iets anders duidelijk. Het boek is niet weggelegd voor wie puur en alleen een spannend sciencefictionverhaal zoekt. Het is zeker een spannend, goed geschreven en goed lopend verhaal, maar belangrijkst is toch vooral de filosofisch boodschap over de omgang met technologie, de omgang met leven en de omgang met de dood: enkel door het leven en alles wat er bij hoort volledig te aanvaarden én te beleven kunnen we menselijk zijn. Dat betekent ook het aanvaarden van de dood en in het geval van Gustav het afstand doen van zijn onsterfelijkheid.
Dat maakt De uitbraak tot een verrassend veelzijdig boek, waarin veel meer verborgen ligt dan de flaptekst doet vermoeden. Hoewel de filosofische boodschap een belangrijk onderdeel vormt, maakt Van der Waal er geen filosofisch essay van. Hij weet, kortom, filosofie en de romankunst goed met elkaar te verenigen in een boek dat aan het denken zet.
Een compleet nieuwe wereld
Door Naomi Visser
Chicklit.nl, 12 oktober 2020
Henk van der Waal neemt je in zijn boek De uitbraak mee op reis naar een fictieve wereld genaamd het Rijk. Op het eerste gezicht lijkt het leven hier perfect: er is geen pijn, geen verdriet en de dood bestaat niet. Maar schijn bedriegt. Want doordat de negatieve emoties niet bestaan, worden ook de positieve emoties onderdrukt. Het leven mag dan lang zijn, maar het kent geen geluk, plezier of liefde. Door zogenaamde regeneratieboosts wordt de dood eindeloos uitgesteld. Wanneer dit bij Gustav, dé regeneratiespecialist en daardoor een hooggeplaatste inwoner van het Rijk, niet gaat zoals gepland, is dit het begin van het einde. Hij komt erachter dat hij op biologische wijze is verwekt, in plaats van geproduceerd op grond van een ontwerp, zoals alle andere inwoners. Nadat Gustav zijn biologische moeder heeft opgespoord, besluiten ze samen uit te breken en af te reizen naar de buitenwereld, voorbij het Glazen Scherm. Ze ruilen hun comfortabele, maar lege bestaan in voor een plek waar de natuur vrij spel heeft en voor een onbekende samenleving waar loyaliteit en saamhorigheid hoog in het vaandel blijken te staan.
Voor De uitbraak heeft Van der Waal een volledig nieuwe wereld geschapen en als lezer word je daar middenin gegooid. In het eerste hoofdstuk wordt het decor van de roman geschetst en om dit te kunnen volgen moet je aandachtig lezen, soms zelfs een paar zinnen opnieuw. Op deze manier een roman beginnen is op z'n minst gedurfd te noemen. Aan de ene kant neem je het risico dat sommige mensen al snel afhaken, omdat ze het te absurdistisch vinden. Aan de andere kant kan dit de echte lezers juist motiveren om verder te lezen, omdat ze geïntegreerd zijn en willen weten hoe het verder gaat. En uiteindelijk ben je blij dat je hebt volgehouden, want er gaat een letterlijk een nieuwe wereld voor je open.
Van der Waal is filosoof en dichter, en dit is gedurende het hele boek te merken. Het ademt poëtisch taalgebruik, filosofische uitweidingen en diepgaande gedachtegangen. In het begin is dit misschien even wennen, maar na een tijdje wordt het duidelijk dat dit de grote kracht is van deze roman. De manier waarop Van der Waal taal naar zijn hand weet te zetten om zijn ideeën over onze hedendaagse maatschappij te delen, is indrukwekkend. Hij vergroot een aantal karaktertrekken van onze wereld uit en laat zien wat er zal gebeuren wanneer we onze huidige koers aanhouden en blijven streven naar een bestaan zonder verdriet en pijn, in een maatschappij waar de dood zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Hij laat zien dat de dood een onmisbaar onderdeel is van het leven en doet ons beseffen dat wanneer ons leven begrensd is, dat betekent dat we het meeste moeten maken van de tijd die ons gegeven is.
'Waar ik dit inzicht vandaan haal, weet ik niet, maar ik voel wel dat het door heel mijn lichaam aangedreven wordt. Alsof de levendigheid die sinds mijn uitbraak in mij een uitweg zoekt rechtstreeks mijn zinnen en mijn overtuigingen doorbloedt.'
Dit boek maakt aanspraak op je fantasie en inlevingsvermogen. Af en toe overspeelt de auteur zijn hand en gaan de gedachtespinsels te lang door, waardoor je als lezer de draad kunt kwijtraken.Toch belemmert dit je niet om je te verplaatsen in de vele interessante personages die dit verhaal rijk is. In de buitenwereld ontmoet Gustav bijvoorbeeld een genderfluïde persoon, genaamd Alexis. Net als Gustav, is Alexis dus zowel man als vrouw. Ze worden verliefd op elkaar, en uiteindelijk beseffen ze dat er eigenlijk weinig verschil is tussen mannen en vrouwen. Iedereen kan door het leven gaan zoals ze dat zelf willen. Door deze thematiek in zijn roman op te nemen, zorgt Van der Waal ervoor dat de opvattingen over de rol die mannen en vrouwen spelen in de samenleving opnieuw ter discussie kunnen worden gesteld. Hij lijkt de situatie te beschrijven die hij ook graag in het echte leven zou willen terugzien.